aanvreten/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanvreten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanvreten | aan te vreten | ||||||||
toekomend | zullen aanvreten aan zullen vreten |
te zullen aanvreten aan te zullen vreten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangevreten | te hebben aangevreten | ||||||||
toekomend | aangevreten zullen hebben | aangevreten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanvretend | aangevreten | ev. vreet aan |
mv. verouderd vreet aan |
vrete aan (bijzin) aanvrete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vreet aan | vreet aan | vreet aan | vreet aan | vreet aan | vreten aan | vreten aan | vreten aan | |||
verleden (o.v.t.) | vrat aan | vrat aan | vrat aan | vrat aan | vrat aan | vraten aan | vraten aan | vraten aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvreten | zult/zal aanvreten | zult/zal aanvreten | zult aanvreten | zal aanvreten | zullen aanvreten | zullen aanvreten | zullen aanvreten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvreten | zou aanvreten | zou(dt) aanvreten | zoudt aanvreten | zou aanvreten | zouden aanvreten | zouden aanvreten | zouden aanvreten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanvreet | aanvreet | aanvreet | aanvreet | aanvreet | aanvreten | aanvreten | aanvreten | |||
verleden (o.v.t.) | aanvrat | aanvrat | aanvrat | aanvrat | aanvrat | aanvraten | aanvraten | aanvraten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvreten aan zal vreten |
zult/zal aanvreten aan zult/zal vreten |
zult/zal aanvreten aan zult/zal vreten |
zult aanvreten aan zult vreten |
zal aanvreten aan zal vreten |
zullen aanvreten aan zullen vreten |
zullen aanvreten aan zullen vreten |
zullen aanvreten aan zullen vreten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvreten aan zou vreten |
zou aanvreten aan zou vreten |
zou(dt) aanvreten aan zou(dt) vreten |
zoudt aanvreten aan zoudt vreten |
zou aanvreten aan zou vreten |
zouden aanvreten aan zouden vreten |
zouden aanvreten aan zouden vreten |
zouden aanvreten aan zouden vreten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangevreten | hebt aangevreten | hebt/heeft aangevreten | hebt aangevreten | heeft aangevreten | hebben aangevreten | hebben aangevreten | hebben aangevreten | |||
verleden (v.v.t.) | had aangevreten | had aangevreten | had aangevreten | hadt aangevreten | had aangevreten | hadden aangevreten | hadden aangevreten | hadden aangevreten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangevreten hebben | zal/zult aangevreten hebben | zult/zal aangevreten hebben | zult aangevreten hebben | zal aangevreten hebben | zullen aangevreten hebben | zullen aangevreten hebben | zullen aangevreten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangevreten hebben | zou aangevreten hebben | zou/zoudt aangevreten hebben | zoudt aangevreten hebben | zou aangevreten hebben | zouden aangevreten hebben | zouden aangevreten hebben | zouden aangevreten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangevreten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangevreten | er is aangevreten | |||||||||
verleden | er werd aangevreten | er was aangevreten | |||||||||
toekomend | er zal aangevreten worden | er zal aangevreten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangevreten worden | er zou aangevreten zijn | |||||||||
lijdende vorm aangevreten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangevreten worden | aangevreten te worden | ||||||||
toekomend | aangevreten zullen worden | aangevreten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangevreten zijn | aangevreten te zijn | ||||||||
toekomend | aangevreten zullen zijn | aangevreten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangevreten | wordt aangevreten | wordt aangevreten | wordt aangevreten | wordt aangevreten | worden aangevreten | worden aangevreten | worden aangevreten | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangevreten | werd aangevreten | werd aangevreten | werdt aangevreten | werd aangevreten | werden aangevreten | werden aangevreten | werden aangevreten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangevreten worden | zult aangevreten worden | zult aangevreten worden | zult aangevreten worden | zal aangevreten worden | zullen aangevreten worden | zullen aangevreten worden | zullen aangevreten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangevreten worden | zou aangevreten worden | zou/zoudt aangevreten worden | zoudt aangevreten worden | zou aangevreten worden | zouden aangevreten worden | zouden aangevreten worden | zouden aangevreten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangevreten | bent aangevreten | bent/is aangevreten | zijt aangevreten | is aangevreten | zijn aangevreten | zijn aangevreten | zijn aangevreten | |||
verleden (v.v.t.) | was aangevreten | was aangevreten | was aangevreten | waart aangevreten | was aangevreten | waren aangevreten | waren aangevreten | waren aangevreten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangevreten zijn | zult aangevreten zijn | zult aangevreten zijn | zult aangevreten zijn | zal aangevreten zijn | zullen aangevreten zijn | zullen aangevreten zijn | zullen aangevreten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangevreten zijn | zou aangevreten zijn | zou/zoudt aangevreten zijn | zoudt aangevreten zijn | zou aangevreten zijn | zouden aangevreten zijn | zouden aangevreten zijn | zouden aangevreten zijn |