aanvoerpijp
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvoerpijp (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·voer·pijp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanvoeren ww en pijp zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvoerpijp | aanvoerpijpen |
verkleinwoord | aanvoerpijpje | aanvoerpijpjes |
Zelfstandig naamwoord
- een buis die bepaalde stoffen naar een machine of fabriek geleidt
- ▸ De directeur van de vestiging Ludwigshafen, Uwe Liebelt, vertelde dat eerst een aanvoerpijp in het havengebied vlam had gevat. Toen de brandweer arriveerde voor de bluswerkzaamheden, ontstond de ontploffing die tot in de verre omtrek was te horen.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'aanvoerpijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Doden door explosie Duits chemieconcern” (17-10-2016), Tubantia