aanvoelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·voelt

Werkwoord

vervoeging van
aanvoelen

aanvoelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvoelen
    • ... dat jij aanvoelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvoelen
    • ... dat hij aanvoelt. 

Gangbaarheid