aanvoelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·voel·den

Werkwoord

vervoeging van
aanvoelen

aanvoelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanvoelen
    • ...dat wij aanvoelden. 
    • ...dat jullie aanvoelden. 
    • ...dat zij aanvoelden. 
     Hij knipperde een paar maal met zijn ogen, waarna zijn oogleden een stuk minder zwaar aanvoelden. De overdadige lunch eiste zijn tol.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen