aanvoelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·voel·de

Werkwoord

vervoeging van
aanvoelen

aanvoelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanvoelen
    • ... dat ik aanvoelde. 
    • ... dat jij aanvoelde. 
    • ... dat hij, zij, het aanvoelde. 
     Het woord ‘mild’ had voor haar echter dezelfde betekenis als ‘tucht’ voor ieder ander redelijk denkend mens. Chantal plukte met de vingers van haar rechterhand aan de flinterdunne stof van het zilvergrijze gewaad dat heerlijk koel aanvoelde.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen