aanvijl
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vijl
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de aanvijl m
- (gereedschap) vijl waarmee je iets kunt afwerken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvijlen |
aanvijl
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijlen
- ... dat ik aanvijl.
Gangbaarheid
- Het woord aanvijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvijl" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be