aanvalslustig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·lus·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanvalslustig aanvalslustiger aanvalslustigst
verbogen aanvalslustige aanvalslustigere aanvalslustigste
partitief aanvalslustigs aanvalslustigers -

Bijvoeglijk naamwoord

aanvalslustig

  1. (sport) veel zin hebben in het aanvallen; geneigd om aan te vallen
     PSV sloeg toe toen het aanvalslustige Volendam de bal verspeelde en Joey Veerman het veld overstak. De Volendammer bediende met een fraaie pass Guus Til, die niet zelfzuchtig was en direct de vrijstaande Luuk de Jong aanspeelde: 0-1.[1]
     Achter een kopgroep van vier waren Sep Vanmarcke en Taco van der Hoorn aanvalslustig, maar beiden kregen te maken met pech (lekke band en val). Julius van den Berg (EF) sloop wel mee in de achtervolging, kroop in het wiel van het Ineos-trio Michal Kwiatkowski, Luke Rowe en Owain Doull en kwam zo in de kopgroep van twaalf.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “PSV moeizaam langs Volendam, vizier gaat nu op de krakers tegen Ajax” (16 april 2023, 16:28), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Philipsen volgt ploegmaat Van der Poel op als winnaar 'voorproefje Roubaix'” (21 september 2021, 17:11), NOS