aanvalslustig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vals·lus·tig
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding vanb aanvalslust met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aanvalslustig | aanvalslustiger | aanvalslustigst |
verbogen | aanvalslustige | aanvalslustigere | aanvalslustigste |
partitief | aanvalslustigs | aanvalslustigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aanvalslustig
- (sport) veel zin hebben in het aanvallen; geneigd om aan te vallen
- ▸ PSV sloeg toe toen het aanvalslustige Volendam de bal verspeelde en Joey Veerman het veld overstak. De Volendammer bediende met een fraaie pass Guus Til, die niet zelfzuchtig was en direct de vrijstaande Luuk de Jong aanspeelde: 0-1.[1]
- ▸ Achter een kopgroep van vier waren Sep Vanmarcke en Taco van der Hoorn aanvalslustig, maar beiden kregen te maken met pech (lekke band en val). Julius van den Berg (EF) sloop wel mee in de achtervolging, kroop in het wiel van het Ineos-trio Michal Kwiatkowski, Luke Rowe en Owain Doull en kwam zo in de kopgroep van twaalf.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord aanvalslustig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “PSV moeizaam langs Volendam, vizier gaat nu op de krakers tegen Ajax” (16 april 2023, 16:28), NOS
- ↑ Weblink bron “Philipsen volgt ploegmaat Van der Poel op als winnaar 'voorproefje Roubaix'” (21 september 2021, 17:11), NOS