aanvalsleider

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalsleider aanvalsleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanvalsleiderm

  1. (sport) (militair) iemand die een team voorgaat in de strijd; iemand die een aanval coördineert
     Benzema vroeg een kleine tien minuten voor het einde van de eerste helft om een wissel en ging naar het gras. De 33-jarige aanvalsleider van Real Madrid raakte even daarvoor met zijn rechterbeen een Bulgaarse verdediger bij het neerkomen na een kopbal.[1]
     Mariner was acht jaar lang de aanvalsleider van die ploeg, goed voor 139 goals in 339 duels. Ipswich Town gold in die tijd als topclub, met drie derde en twee tweede plaatsen in de hoogste Engelse afdeling. Nadien speelde hij nog bij Arsenal, Portsmouth en in de Amerikaanse Major League Soccer.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2022 Weblink bron “Blessure Benzema domper op Franse zege, ook ingevlogen Spanjaarden winnen” (08-06-2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2022 Weblink bron “Oud-international Mariner (68) overleden, held van Ipswich met Thijssen en Mühren” (10-07-2021), NOS