aanvalskoppel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·kop·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalskoppel aanvalskoppels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanvalskoppelo

  1. (sport) (militair) groep van twee samenwerkende aanvallers
     Gomis, die transfervrij overstapt, gaat voorin een aanvalskoppel vormen met de Ivoriaan Wilfried Bony. De aanvaller speelde twaalf interlands voor 'Les Bleus', maar maakt geen deel uit van de huidige WK-selectie van coach Didier Deschamps.[1]
     Bondscoach Herrera kiest steeds voor het aanvalskoppel Oribe Peralta en Giovani Dos Santos. Heel lang stond Hernández droog in de nationale ploeg. Als invaller maakte hij maandag tegen Kroatië (3-1) voor het eerst in een jaar tijd weer eens een doelpunt voor 'El Tri'.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2022 Weblink bron “Franse spits Gomis naar Swansea” (27-06-2014), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2022 Weblink bron “"Nederland is niet onoverwinnelijk"” (27-06-2014), NOS