aantrof

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·trof

Werkwoord

vervoeging van
aantreffen

aantrof

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aantreffen
    • ... dat ik aantrof. 
    • ... dat jij aantrof. 
    • ... dat hij, zij, het aantrof. 
     Nadat ik Jeroen in de douchecel aantrof, draaide ik meteen de kraan dicht.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2