aantastbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·tast·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aantastbaar aantastbaarder aantastbaarst
verbogen aantastbare aantastbaardere aantastbaarste
partitief aantastbaars aantastbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

aantastbaar [1]

  1. aangetast kunnen worden
    • In de machines werden de straatvegers al minder aantastbaar en dus minder minachtbaar. En nu zal dus ook de vuilophaler verdwijnen. Zo raakt de burger zijn laagste knecht kwijt. De laagste plaats van de maatschappelijke ladder is weer vacant. Wie maken we nu tot de meest geminachte?[2]  
Antoniemen

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Godschalk NRC 21 oktober 1993

Gangbaarheid