aanstekelijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ste·ke·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanstekelijkheid aanstekelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanstekelijkheidv

  1. de mate waarin iemands stemming, mening of gedachte gemakkelijk op anderen overgaat
     Pas door de aanstekelijkheid van zijn geluk werd Quispel aantrekkelijk voor meisjes.[2]
     "Het was ongelooflijk hoe ze dat onderwerp hebben aangepakt", glundert Kodde. Zijn leerlingen Lianne Klein Schaarsberg en Floor Beldman onderzochten vorig jaar de aanstekelijkheid van lachen en welke factoren het 'meelachen' bepalen.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 februari 2022 Weblink bron “KNAW Onderwijsprijs doorslaand succes” (03-04-2011), NOS