aanspoelsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spoel·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanspoelsel aanspoelsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanspoelselo

  1. dat wat vanuit het water op het land is aangespoeld
     Op Schiermonnikoog wordt volgende week begonnen met opruimen. Een speciaal bedrijf gaat met een ‘maaiklepelzuiger’ aan de gang, weet de universiteit. Die moet de korrels opzuigen samen met ander aanspoelsel, waar ze tussen zitten. Korrels die in het zand op een kwelder liggen, moeten op een andere manier worden verwijderd.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 24 mei 2022 Weblink bron “24 miljoen plastic korreltjes op Waddenkust” (09 mrt. 2019), De Telegraaf