aanslagtermijn
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·slag·ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanslag zn en termijn zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanslagtermijn | aanslagtermijnen |
verkleinwoord | aanslagtermijntje | aanslagtermijntjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanslagtermijn m
- tijdsperiode waarbinnen de belastingdienst een belastingaanslag moet opleggen
- ▸ In de praktijk komt de discussie over de tijdigheid van een aanslag vaak voort uit het feit dat een aanslagbiljet pas enige tijd ná de aanslagtermijn door een belastingplichtige wordt ontvangen. De ontvangst buiten de aanslagtermijn heeft op zichzelf geen invloed op de rechtsgeldigheid van de aanslag. In deze gevallen gaat het er dus om of de terpostbezorging door de fiscus vóór of ná de laatste dag van de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'aanslagtermijn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Wanneer is een belastingaanslag nog tijdig opgelegd?”