aanschuren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanschuren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·schu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan bw en schuren ww
Werkwoord
aanschuren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanschuren |
schuurde aan |
aangeschuurd |
zwak -d | volledig |
- ergens tegenaan wrijven
- ▸ De scholengemeenschap is niet de eerste die het schuren verbiedt. Eerder al waren berichten te lezen over een tienerdisco in Puttershoek die optreedt tegen schurende jongeren. Daar bleek volgens de eigenaar dat de condoomautomaten na de feesten steeds leeg raakten. "Jongens doen een condoom om en gaan dan zo hard tegen de meisjes aanschuren, dat zij klaarkomen in hun broek. We hebben het daarom direct verboden."[1]
- het onderhouden van nauwe contacten
- ▸ Je ziet dat Rijssen-Holten afstand wil nemen, maar dat Twenterand dicht tegen Almelo wil aanschuren. Dan moet je je ook afvragen: hoe ga ik het regelen en wat moet ik betalen? Je bent dan misschien nog wel verder van huis dan nu.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord aanschuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Rotterdamse scholen pakken 'schuren' aan” (15-12-2011), NOS
- ↑ Weblink bron Ferry de Goeijen“Vakbond en werkgeversorganisatie tegen ontmanteling Soweco: ‘Bezint eer ge begint’” (20-11-2019), Tubantia