aanscheuren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·scheu·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanscheuren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanscheuren
scheurde aan
aangescheurd
zwak -d volledig
  1. luidruchtig en met grote vaart naderen
     Verkeersregelaar Hilco Wolters: ,,Er kwam een gek aanscheuren. Ik had al een stopteken gegeven en de kinderen staken al over. Hij reed zó linksaf en reed met een noodgang verder met slippende banden. De kinderen schrokken zich rot. Hij is gewoon weggereden.”[1]
     De prins van Wales kwam bij het bezoek aanscheuren in zijn Aston Martin DB6 oldtimer. De auto kreeg hij voor zijn 21e verjaardag van koningin Elizabeth. Charles liet de auto in 2008 ombouwen, zodat die voortaan op biodiesel kan rijden. De auto werd eerder gebruikt bij het huwelijk van prins William en zijn vrouw Catherine.[2]
Typische woordcombinaties
  • komen aanscheuren

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 juni 2022 Weblink bron “Man rijdt in op avondvierdaagse Drenthe: vast voor poging tot doodslag” (16-05-2019), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 juni 2022 Weblink bron “Prins Charles scheurt rond in oude én nieuwe Aston Martin” (21 feb. 2020), De Telegraaf