aanschaft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schaft

Werkwoord

vervoeging van
aanschaffen

aanschaft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschaffen
    • ... dat jij aanschaft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschaffen
    • ... dat hij aanschaft. 

Gangbaarheid