aanrotzooien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·rot·zooi·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanrotzooien
rotzooide aan
aangerotzooid
zwak -d volledig

Werkwoord

aanrotzooien

  1. inergatief onnadenkend te werk gaan
    • Bij het grote publiek bracht deze felle vorm van artistiek beleven een duidelijke schok teweeg en soms zelfs een afgrijzen bij het horen van Karel Appel's uitspraak ‘ik rotzooi maar wat aan’. [1]
Synoniemen

Verwijzingen

Gangbaarheid