aanraakten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·raak·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanraken

aanraakten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanraken
    • ...dat wij aanraakten. 
    • ...dat jullie aanraakten. 
    • ...dat zij aanraakten. 
     Ofschoon de gure wind afdwong om veel met haar ogen te knipperen, zag Chantal dat de twee elkaar regelmatig aanraakten.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen