aanprijzer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanprijzer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·prij·zer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aanprijzen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanprijzer | aanprijzers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die iets aanbeveelt
- ▸ Bij de ingang lagen geroosterde sprinkhanen en gedroogde maden. Waakzaam liepen de meeste bezoekers eromheen. Sommige nieuwsgierigen waagden zich er wel aan. Smaakt als walnoot, zei de aanprijzer. Een snelle proefronde wees anders uit. De muffe, taaie en droge nasmaak was moeilijk weg te spoelen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord aanprijzer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Lorianne van Gelder“Schuim: Sprookjesbos” (22 juni 2010), Het Parool