aanpassingsperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·pas·sings·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanpassingsperiode aanpassingsperioden, aanpassingsperiodes
verkleinwoord aanpassingsperiodetje aanpassingsperiodetjes

Zelfstandig naamwoord

de aanpassingsperiodev

  1. een periode die nodig is of verondersteld wordt nodig te zijn voor een aanpassing
    • Deze personen kunnen na een aanpassingsperiode minimaal drie maanden en op basis van een positief advies van een oogarts weer geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 2. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid