aanneming

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanneming aannemingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

aanneming v [2]

  1. het aannemen van een werk, een levering, aanbesteding
  2. aannemen van een persoon als (of tot) zoon of dochter, adoptie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen