aanmerkten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanmerkten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanmɛrəktə(n) / (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·merk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanmerken |
aanmerkten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanmerken
- ...dat wij aanmerkten.
- ...dat jullie aanmerkten.
- ...dat zij aanmerkten.
- ...dat wij aanmerkten.