aanmeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanmeerden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanmerə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·meer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanmeren |
aanmeerden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanmeren
- ...dat wij aanmeerden.
- ...dat jullie aanmeerden.
- ...dat zij aanmeerden.
- ...dat wij aanmeerden.