aanlooproute

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

aanlooproute
Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·loop·rou·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanlooproute aanlooprouten
aanlooproutes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanlooproutev / m

  1. (figuurlijk) de voorbereidingsweg naar een bepaald doel
     Met een achtste plaats werd dat evenement op het olympische water van Tokio 2020 geen eclatant succes, maar Van Rijsselberghe hield wel een goed gevoel over aan de trip. Sterker, daags na de WK liet hij weten: ik ga door. Nog één keer naar de Spelen. Maar wel via een andere aanlooproute: minder vaak en minder lang van huis, een paar wedstrijden overslaan, later naar de wedstrijden ook.[1]
  2. reeks wegen die samen leiden naar een bestemming
     Plaatselijk kunstenaar Paul Eertman heeft zijn kunstwerken uitgestald bij zijn huis langs de aanlooproute naar de kunstmarkt. Een slimmigheidje om geen kraam te hoeven huren. „Dat bedrag is voor mij te hoog. Ik doe geen compromis aan de commercie. Op deze manier kan ik de bezoekers toch mijn werk laten zien”, zegt Eertman, die in de schaduw van een parasol een mooi plekje voor zijn huis heeft gevonden.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron “Dankzij de oma's kan papa van Rijsselberghe nog op olympische missie” (17-02-2019), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 mei 2022 Weblink bron
    Bert Hellegers
    “Drukte op kunstmarkt in Ootmarsum” (24-08-2019), Tubantia