aanleunflat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

complex met aanleunflats
Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·leun·flat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanleunflat aanleunflats
verkleinwoord aanleunflatje aanleunflatjes

Zelfstandig naamwoord

de aanleunflatm

  1. (appartement in) een flatgebouw waar ouderen wonen en waar ze via het nabijgelegen verzorgingshuis die zorg ontvangen die ze nodig hebben
    • Met zijn drie symmetrische puntdaken en acht balkonnetjes van groen hekwerk (kleine parkeerplaats voor de deur) heeft hotel De Dennen in Bergen aan Zee eerder het voorkomen van een aanleunflat dan van een beschermd dorpsgezicht.[1] 
    • Thuisgekomen in mijn aanleunflat had ik sterk de behoefte even tegen zijn schouder te leunen.'Dat moet je maar niet meer doen, jij op jouw leeftijd', zei de foto streng.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Volkskrant Nicoline Baartman 22 oktober 2005
  2. Volkskrant T. BUUR-SMIT 1 november 1997