aanlassen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·las·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanlassen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanlassen
laste aan
aangelast
zwak -t volledig
  1. door lassen twee stukken metaal aan elkaar vastmaken
    • Het dubbelbesluit van maart was helder: het wordt een tunnel, tenzij die te duur is of te veel tijd vergt. De technici worden nu al weken gedwongen door hun politieke bazen de loodgieters van het beton te spelen: hier een stukje beton wegsnijden en er ginds ééntje aanlassen om toch maar het gewenste cijfer te bekomen. [2] 
    • Voor het tussenstuk van de windmolens dat net boven water uitsteekt, zijn toevoegingen nodig zoals trapjes en bordessen om aan boord te komen. Het aanlassen van dit 'secundair staal'wordt doorgaans uitbesteed aan staalbedrijf Smulders uit Helmond; een ander bedrijf dat profiteert van de windmolenhausse.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 18 SEPTEMBER 2010
  3. Volkskrant Jeroen Trommelen 19 januari 2016,
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be