aankoppelden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankoppelden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋkɔpəldə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·kop·pel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankoppelen |
aankoppelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aankoppelen
- ...dat wij aankoppelden.
- ...dat jullie aankoppelden.
- ...dat zij aankoppelden.
- ...dat wij aankoppelden.