aankoopbudget

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·koop·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aankoopbudget aankoopbudgets
aankoopbudgetten
verkleinwoord aankoopbudgetje aankoopbudgetjes

Zelfstandig naamwoord

het aankoopbudgeto

  1. de hoeveelheid geld die men tot zijn beschikking heeft om iets te kopen
     Toen de familie het besloot te verkopen, begon Royal Museums Greenwich een crowdfundingactie om het schilderij te kopen. Het museum maakte alvast het hele aankoopbudget voor het jaar ervoor vrij, een half miljoen euro. Ook was er een grote donatie van het Heritage Lottery Fund, 9 miljoen euro.[1]
     Het is het feestje waar de kunstwereld misschien wel het meest naar uitkijkt, het Goed Geld Gala van de Bankgiro Loterij. Tijdens dit gala deelt de loterij zo'n 50 miljoen euro uit, de helft van het jaarlijks ingelegde loterijgeld. Het is onder andere bedoeld om het aankoopbudget van de kunstmusea aan te vullen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron “Armada-portret Elizabeth nu van alle Britten” (29-07-2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2022 Weblink bron
    Rachel de Meijer
    “Musea kunnen niet zonder BankGiro Loterij” (11-02-2010), NOS