aankondigden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankondigden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋkɔndəɣdə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·kon·dig·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankondigen |
aankondigden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aankondigen
- ...dat wij aankondigden.
- ...dat jullie aankondigden.
- ...dat zij aankondigden.
- ...dat wij aankondigden.
- ▸ Lol, in plaats van zwemvliezen die de grootste tragedie van haar leven aankondigden.[1]
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2