aanklotsen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klot·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aanklotsen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanklotsen
klotste aan
aangeklotst
zwak -t volledig
  • ergens klotsend tegenaan slaan; met name van watergolven tegen een vast object
  1.  Zo herinnert Vande Lanotte zich een dossier uit zijn thuisstad Oostende waarin de aanleg van een nieuw strand als afweer tegen grote stormen rond de eeuwwisseling wordt betwist door een inwoner. Die kan de ‘kosmische ervaring’ van de golven die tegen de dijk aanklotsen niet missen. De Raad van State volgt. Vande Lanotte: “Dat was even schrikken.”[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 mei 2022 Weblink bron
    JEROEN VAN HORENBEEK
    “Mierenneukerij op het hoogste niveau: alles wat u (n)ooit hebt willen weten over de Raad van State” (31 december 2021), De Morgen