aanklopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klopt

Werkwoord

vervoeging van
aankloppen

aanklopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankloppen
    • ... dat jij aanklopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankloppen
    • ... dat hij aanklopt.