aankleed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kleed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aankleden |
aankleed
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleden
- ... dat ik aankleed.
Gangbaarheid
- Het woord 'aankleed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.