aanhouder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhouder | aanhouders |
verkleinwoord | aanhoudertje | aanhoudertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanhouder m
- (juridisch) iemand (m.n. een politieagent) die iemand anders aanhoudt, die een aanhouding verricht
- (persoon) iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder
Afgeleide begrippen
- [1] aanhouden, aanhouding
Verwante begrippen
- [2] koppigheid, volharding
Spreekwoorden
[2] "iemand die vasthoudend is, niet snel opgeeft, een volhouder"
- De aanhouder wint
Wie lang genoeg volhoudt, krijgt uiteindelijk zijn zin
Gangbaarheid
- Het woord aanhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanhouder" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ aanhouder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %