aanhef
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·hef
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanhef | aanheffen |
verkleinwoord | aanhefje | aanhefjes |
Zelfstandig naamwoord
aanhef m
- begin (muziekstuk)
- begin (boek of gedicht)
- begin (van een rede)
- onderdeel van een brief waarin de schrijver de geadresseerde aanspreekt
Vertalingen
1.
4. aanspreking aan het begin van een brief
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanheffen |
aanhef
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanheffen
- ... dat ik aanhef.
Gangbaarheid
- Het woord aanhef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanhef" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %