aangolven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·gol·ven
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

aangolven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangolven
golfde aan
aangegolfd
zwak -d volledig
  1. naderen in de vorm van golven
     Een paar dagen later vliegen we van Jersey naar Guernsey en al snel zien we we hoe heftig het tij binnen kan komen. Bij de zuidoostpunt bij de toren komt de zee van twee kanten aangolven.[2]
  2. (figuurlijk) naderen in grote niet te stuiten aantallen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    KARIN RUS
    “Midden in het Kanaal” (28 feb. 2013), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be