aangestoken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aangestoken    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈaŋɣəˌstokə(n) / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·ge·sto·ken

Woordherkomst en -opbouw

• vervoeging van aansteken: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van  aan bw  en  gestoken ww 

	stellend
onverbogen	aangestoken
verbogen	-

Bijvoeglijk naamwoord

aangestoken

1. met een begin van rotting

   • Bij voor winterprovisie opgeslagen appels en peren kunnen aangestoken exemplaren het gave fruit aansteken. 

2. besmet

   • De aangestoken kinderen kregen nu ook de mazelen. 

Werkwoord

vervoeging van:	aansteken…
verbogen vorm:	aangestokene

aangestoken

1. voltooid deelwoord van aansteken

Gangbaarheid

• Het woord 'aangestoken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.