aandikt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·dikt

Werkwoord

vervoeging van
aandikken

aandikt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandikken
    • ... dat jij aandikt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aandikken
    • ... dat hij aandikt. 

Gangbaarheid