aandak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aandak | aandaken |
verkleinwoord | aandakje | aandakjes |
Zelfstandig naamwoord
het aandak o
- (bouwkunde) deel van een (voor)gevel dat boven de dakschilden uitsteekt
Gangbaarheid
- Het woord 'aandak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aandak" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be