aanbieder

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bie·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbieder aanbieders
verkleinwoord aanbiedertje aanbiedertjes

Zelfstandig naamwoord

aanbieder m [1]

  1. (beroep) iemand die beroepshalve een advies, dienst of een product ter beschikking stelt
    • Je kunt kiezen tussen verschillende internetaanbieders 
     Niet meer zo vaak uit eten, geen gadgets kopen, minder autorijden. Door alle abonnementen op te zeggen konden we overal een goedkopere aanbieder voor zoeken.[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbieder aanbieders

Zelfstandig naamwoord

aanbieder

  1. aanbieder