aalbessenrist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aal·bes·sen·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aalbessenrist | aalbessenristen |
verkleinwoord | aalbessenristje | aalbessenristjes |
Zelfstandig naamwoord
- steeltje van de aalbessenstruik ontdaan van de aalbessen; steeltje dat men overhoudt na het risten van aalbessen
- aalbessentros
Gangbaarheid
- Het woord 'aalbessenrist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.