Zachor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Za·chor
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
Zachor
- (Jiddisch-Hebreeuws) als beginwoord van Ex. 20:8: verplichting tot het onderhouden van de sjabbatgeboden
- (Jiddisch-Hebreeuws) beginwoord, tevens naam van de perikoop Devariem 25:17-19
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'Zachor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.