Wand
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Wand
Woordherkomst en -opbouw
- erfwoord Ontwikkeld uit Oudhoogduits want, uit Germaans *wandi-, verwant aan Nederlands wand, Fries wân.
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Wand | die Wände |
genitief | der Wand | der Wände |
datief | der Wand | den Wänden |
accusatief | die Wand | die Wände |
Zelfstandig naamwoord
Wand v

Een wand (muur)

Een rotswand
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Wand
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Wand | die Wand | Wend | die Wend |
datief | re Wand | der Wand | Wend | de Wend |
accusatief | en Wand | die Wand | Wend | die Wend |
Zelfstandig naamwoord
Wand, v
Opmerkingen
Categorieën:
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 4
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Erfwoord in het Duits
- Zelfstandig naamwoord in het Duits
- Bouwkunde in het Duits
- Geologie in het Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 4
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Bouwkunde in het Pennsylvania-Duits
- Geologie in het Pennsylvania-Duits