TTIP
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- TTIP
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels: Transatlantic Trade and Investment Partnership
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | TTIP | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
TTIP
- (initiaalwoord), (afkorting) een voorstel voor een vrijhandelsverdrag, waarover wordt onderhandeld tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Macedonië, Servië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Turkije, Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein en IJsland.
- Duitse minister dreigt onderhandelingen TTIP te blokkeren [1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'TTIP' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.