TRIS'er
Niet te verwarren met: trisser |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- TRIS·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | TRIS'er | TRIS'ers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de TRIS'er m
- (militair) (historisch) (Suriname) iemand die tussen 1868 en 1975 deel uitmaakte van de Troepenmacht in Suriname
- ▸ De linker zuil is ongeveer 2 meter hoog, heeft in bas-reliëf een TRIS’er die op wacht staat en één plaquette.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'TRIS'er' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Kastelein, Eric“Paramaribo, TRIS-monument 1945-1975” (2020) op 4en5mei.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Militair in het Nederlands
- Historisch in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal