noen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  noen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• noen

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	noen	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

noen m

1. twaalf uur in de middag

   • Pas tegen de noen zou de jongen tevoorschijn komen. 

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˡnuːən/

Woordafbreking

• no·en

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse woord nǫkurr.

Naar frequentie	57

Onbepaald voornaamwoord

noen m/v

1. iemand, een of ander, een

Schrijfwijzen

• noe (onzijdige vorm)

Onbepaald voornaamwoord

noen mv

1. enkele, sommige

   «Hotellet har 31 rom, noen rom med utsikt mot Trysilfjellet.»

   Het hotel heeft 31 kamers, sommige kamers met uitzicht op de bergen van Trysil.

Verbuiging

• noen m/v
• noe o
• noen mv

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˡnuːən/

Woordafbreking

• no·en

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse woord nǫkurr.

Onbepaald voornaamwoord

noen m

1. (bijvorm) iemand, een of ander, een

Schrijfwijzen

• (hoofdvorm) noka (vrouwelijke vorm)
• (hoofdvorm)' noko (onzijdige vorm)
• (hoofdvorm) nokon, nokre (meervoudvorm)

Verbuiging

• noen m/v
• noe o
• noen mv

West-Vlaams

Zelfstandig naamwoord

noen

1. middag