buik: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
k r2.7.1) (robot Erbij: fi:buik |
||
Regel 44: | Regel 44: | ||
[[en:buik]] |
[[en:buik]] |
||
[[fi:buik]] |
|||
[[fr:buik]] |
[[fr:buik]] |
||
[[hu:buik]] |
[[hu:buik]] |
Versie van 19 mei 2011 23:00
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buik (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bœʏ̯k/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bœːk/
Woordafbreking
- buik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buik | buiken |
verkleinwoord | buikje | buikjes |
Zelfstandig naamwoord
buik m
- (anatomie) het onderste deel van de voorkant van de romp van mens of dier dat van boven door het middenrif en van onderen door de bekkengordel begrenst is
- Mijn dochter heeft de laatste tijd soms pijn in haar buik.
Spreekwoorden
Baas in eigen buik zijn.
- Het zelfstandig beslissen van vrouwen over zwangerschap en abortus.
Het zijn twee handen op één buik.
- Zij zijn het meestal met elkaar eens (meestal ongunstig).
Schrijf dat maar op je buik.
- Vergeet dat maar.
Vertalingen
1. het onderste deel van de voorkant van de romp van mens of dier dat van boven door het middenrif en van onderen door de bekkengordel begrenst is