reise: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
nieuw +nor +nno
 
+cat
Regel 10: Regel 10:
{{-verb-}}
{{-verb-}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''
#[[oprichten]], [[bouwen]], [[opbouwen]], [[opstellen]]
#{{ov|lang=Noors}} [[oprichten]], [[bouwen]], [[opbouwen]], [[opstellen]]
#[[starten]], iets [[aanzwengelen]]
#{{ov|lang=Noors}} [[starten]], iets [[aanzwengelen]]
#[[opbreken]]
#{{intr|lang=Noors}} [[opbreken]]
#[[zeizen]]
#{{intr|lang=Noors}} [[zeizen]]
{{-drv-}}
{{-drv-}}
*[1] [[reise seg]]
*[1] [[reise seg]]
Regel 36: Regel 36:
{{-verb-}}
{{-verb-}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''
#[[oprichten]], [[bouwen]], [[opbouwen]], [[opstellen]]
#{{ov|lang=Nynorsk}} [[oprichten]], [[bouwen]], [[opbouwen]], [[opstellen]]
#[[starten]], iets [[aanzwengelen]]
#{{ov|lang=Nynorsk}} [[starten]], iets [[aanzwengelen]]
#[[opbreken]]
#{{intr|lang=Nynorsk}} [[opbreken]]
#[[zeizen]]
#{{intr|lang=Nynorsk}} [[zeizen]]
{{-drv-}}
{{-drv-}}
*[1] [[reise seg]]
*[1] [[reise seg]]

Versie van 22 dec 2009 14:23

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord reisa.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reise
reiser
reiste
reist

Werkwoord

reise

  1. overgankelijk oprichten, bouwen, opbouwen, opstellen
  2. overgankelijk starten, iets aanzwengelen
  3. onovergankelijk opbreken
  4. onovergankelijk zeizen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1] å reise et telt

  • Een tent opstellen.

[1] å reise et hus

  • Een huis oprichten.

[1] å reise en hær

  • Een leger oprichten.


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord reisa.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reise
reiser
reiste
reist

Werkwoord

reise

  1. overgankelijk oprichten, bouwen, opbouwen, opstellen
  2. overgankelijk starten, iets aanzwengelen
  3. onovergankelijk opbreken
  4. onovergankelijk zeizen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[1] å reise eit telt

  • Een tent opstellen.

[1] å reise eit huis

  • Een tent opbouwen.

[1] å reise ein hær

  • Een leger oprichten.