elektriciteit: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ooswesthoesbes (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 74: Regel 74:
{{trans-top|2. de elektrische stroom als energiedrager}}
{{trans-top|2. de elektrische stroom als energiedrager}}
*{{afr}}: {{trad|af|elektrisiteit}}
*{{afr}}: {{trad|af|elektrisiteit}}
*{{aka}}: {{trad|ak|Ɛlɛktrisiti}}
*{{aka}}: {{trad|ak|ɛlɛktrisiti}}
*{{sqi}}: {{trad|sq|elektriciteti}}
*{{sqi}}: {{trad|sq|elektriciteti}}
*{{gsw}}: {{trad|gsw|Elektrizität}}
*{{gsw}}: {{trad|gsw|Elektrizität}}

Versie van 21 mei 2021 08:51

Nederlands

verdering elektriciteit in trafohuisje
Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tri·ci·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord elektriciteit -
verkleinwoord - -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt’ voor het eerst aangetroffen in 1736 [1]
  • Afgeleid van het Neolatijnse woord electricus, wat "van barnsteen" betekent, dat zelf weer van ήλεκτρον [elektron] komt, het Griekse woord voor "barnsteen".
  • afgeleid van elektrisch met het achtervoegsel -iteit

Zelfstandig naamwoord

elektriciteit v

  1. (natuurkunde) de verzameling verschijnselen die met elektrische lading van doen hebben
  2. (elektrotechniek) de elektrische stroom als energiedrager
    • Zo'n 80 procent van de elektriciteit die in Nederland wordt verbruikt, gebeurt door zakelijke verbruikers, de resterende 20 procent door huishoudens 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen