geld: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
etym:odt
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 117: Regel 117:
*[[helikoptergeld]]
*[[helikoptergeld]]
*[[hoofdgeld]]
*[[hoofdgeld]]
*[[hoogwatergeld]]
*[[hoorngeld]]
*[[hoorngeld]]
*[[huishoudgeld]]
*[[huishoudgeld]]

Versie van 5 feb 2021 00:12

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld
Woordherkomst en -opbouw
Middelnederlands: ghelt
Oudnederlands: als tweede deel van diuvalgelt, aangetroffen vanaf 776 [1]
Germaans: *geldan (beloning, geld)
Indo-Europees: *gheldh- (betalen)
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: geld (Angelsaksisch: geld, ġield), Duits: Geld, Fries: jild, jeld
Oost: Gotisch: gild
enkelvoud meervoud
naamwoord geld gelden
verkleinwoord geldje geldjes

Zelfstandig naamwoord

geld o

  1. in vaste eenheden verdeeld ruilmiddel dat in een samenleving wordt gebruikt voor betalen en sparen
    • Hij ging uit eten, maar toen hij moest betalen kwam hij erachter dat hij geen geld bij zich had. 
     Pogue deed wat geld in de jukebox, begon te dansen en zweepte iedereen op. Binnen de kortste tijd hadden we de stille kroeg volledig overgenomen. Er vormden zich wat onverwachte stellen aan de bar en een van de jongens ging er met de barvrouw vandoor.[2]
  2. (economie) algemeen gangbaar betaal- en spaarmiddel
  3. (financieel) door de overheid aangewezen ruilmiddel voor betaling van goederen, diensten en belastingen
  4. (figuurlijk) rijkdom waarover persoon of een organisatie beschikt
    • Al zijn geld zat in zijn bedrijf. 
Synoniemen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gelden

geld

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelden
    • Ik geld. 
  2. gebiedende wijs van gelden
    • Geld! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelden
    • Geld je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. geld


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. (financieel)(economie) geld; een ruilmiddel dat gegarandeerd wordt door een land waarmee goederen en diensten kunnen worden gekocht


Veluws

Zelfstandig naamwoord

geld

  1. (financieel)(economie) geld; een ruilmiddel dat gegarandeerd wordt door een land waarmee goederen en diensten kunnen worden gekocht